REPORTAGE
Riorama 49 – maart 2025
Conclusies en aanbevelingen onderzoek werking infiltratievoorzieningen
Van 2019 tot 2023 onderzocht VLARIO de werking van 4 infiltratievoorzieningen. De eerste campagne liep van december 2019 tot maart 2021 in Brasschaat en Heist-op-den-Berg, en de tweede over de periode januari 2022 tot en met april 2023 in Gent en Turnhout. Het onderzoeksrapport beschrijft de resultaten van twee monitoringscampagnes van infiltratievoorzieningen.
Het doel van deze monitoringscampagnes en bijhorende analyses is tweeledig:
- Het onderzoeken van de werking van infiltratiesystemen die reeds enige tijd gerealiseerd zijn, en
- het doorvertalen van nieuwe inzichten rond infiltratievoorzieningen naar richtlijnen voor ontwerp, realisatie, beheer en beleid.
Op basis van de uitgevoerde meetcampagnes op vier locaties en analyse van de data kunnen volgende conclusies getrokken worden voor de vier onderzochte cases:
- Alle onderzochte infiltratievoorzieningen werken circa 5 à 10 jaar na uitvoering nog steeds infiltrerend. Veruit het meeste regenwater infiltreert: in Gent vond er geen overstort plaats tijdens de meetcampagne, in Turnhout enkel bij de periodes met hoge grondwaterstand.
- De infiltratiesnelheden die gemeten werden (in Gent en Turnhout) via infiltratieproeven komen goed overeen met de afgeleide infiltratiewaarden uit de waterpeilmetingen. De gemeten infiltratiecapaciteiten zijn in deze gevallen dus representatief voor de reële werking van het watersysteem. In Brasschaat en Heist-op-den-Berg werden er geen aparte infiltratieproeven uitgevoerd, en is dergelijke vergelijking dus niet mogelijk.
- De reële infiltratiesnelheid varieert doorheen het jaar. In Turnhout werden significant hogere infiltratiesnelheden gemeten in (of op het eind van) droge periodes. Tijdens nattere periodes (en in de nasleep daarvan) lagen de infiltratiesnelheden lager.
- Het opgemaakt hydraulisch model slaagt er goed in om de gemeten waarden na te bootsen. Hydraulische modellen kunnen de realiteit dus goed nabootsen wanneer gebruik gemaakt wordt van de gangbaar gebruikte parameters en aannames rond infiltrerende oppervlaktes.
- Bij de infiltratievoorzieningen in Gent en Turnhout werd voor de start van de meetcampagne evenwel vastgesteld dat er een snelle afvoer was door het ontbreken van hydraulische afsluiters. Dit is nefast voor de goede werking, en vermindert de effectiviteit op vlak van infiltratie enorm. Er is dus een betere controle nodig bij oplevering op de aanwezigheid van dergelijke afsluiters. Gezien de grote impact op de goede werking is het ook aangewezen om andere bestaande infiltratievoorzieningen en buffers hierop te controleren, en dergelijke controle ook na realisatie te herhalen.
- Hoge grondwaterstanden kunnen een grote impact op de werking van de infiltratievoorziening hebben. Op de bemeten sites in Turnhout en in Brasschaat werd vastgesteld dat een groot deel van het jaar de buffercapaciteit (groten)deels werd ingenomen door grondwater, waardoor intense buien amper tot niet gebufferd worden. Het is dan ook van groot belang om in de ontwerpfase de grondwaterstanden goed in te schatten, en het ontwerp hierop af te stemmen.
- Aansluitend is het van belang om absoluut te vermijden dat infiltrerende voorzieningen drainerend werken (grondwater afvoeren). In Brasschaat vond er tijdens de meetcampagne vermoedelijk sterke drainage van grondwater plaats tijdens een periode. In Turnhout is er een risico op drainage van grondwater, maar kon niet uit de gegevens afgeleid worden of er daadwerkelijk grondwater wordt afgevoerd. Men dient in de ontwerpfase zich ervan te vergewissen dat de overstorthoogte zich boven het hoogst te verwachten grondwaterpeil bevindt. Bovendien is het aangeraden om de overstorthoogte met een beperkte inspanning te kunnen verhogen indien na realisatie blijkt dat deze te laag voorzien is. Dit gebeurde effectief door Aquafin in Turnhout, waarbij de overstortdrempel doormiddel van een metalen plaat verhoogd werd om het risico op eventuele drainage verder te verkleinen.
Op basis van bovenstaande conclusies en een bespreking daarvan op de VLARIO-werkgroep Concept & berekening van rioleringsstelsels formuleren we 14 aanbevelingen. Deze zijn opgedeeld naargelang de verschillende fasen van het projectverloop: Ontwerp, uitvoering, oplevering en onderhoud alsook aanbevelingen voor vervolgonderzoek.
Aanbevelingen m.b.t. het ontwerp van voorzieningen
- Schat de hoogst te verwachten grondwaterstanden goed in, en houd rekening met het grondwater in de ontwerpfase
- Maak een methodologie om op een uniforme en gefundeerde wijze een beperkte set aan grondwatergegevens te extrapoleren naar randvoorwaarden voor een ontwerp.
- Ontsluit metingen m.b.t. infiltratiecapaciteit, grondwater en andere.
- Maak doordachte materiaal- en uitvoeringskeuzes
Aanbevelingen m.b.t. de uitvoering
- Controleer de goede uitvoering tijdens de realisatie
- Tref de juiste werfvoorbereidingen
Aanbevelingen m.b.t. de oplevering en het onderhoud
- Controleer de juiste en volledige realisatie van het ontwerp
- Monitor infiltratievoorzieningen om de goede werking te controleren
- Evalueer de aanwezigheid van vertraagde afvoer bij bestaande buffers en bronmaatregelen kritisch.
- Houd rekening bij de rioleringskeuring met de timing van aanleg van bovengrondse (particuliere) infiltratievoorzieningen
Aanbevelingen voor verder onderzoek
- Schaal onderzoek naar de werking van infiltratievoorzieningen (en blauwgroene natuurgebaseerde oplossingen) op
- Kies een doordachte meetopstelling voor onderzoek naar infiltratievoorzieningen
- Voer onderzoek naar de impact van materiaalkeuzes en uitvoeringswijzes op infiltratiesnelheid op korte en lange termijn
- Communiceer onderzoeksresultaten voldoende breed
Update Code goede praktijk riolering deel 3: Bronmaatregelen
De nieuwe versie Code goede praktijk deel 3 is beschikbaar. Deze Code reikt handvaten aan om de ambities die in de GSVH werden vastgelegd, technisch zo goed als mogelijk in te vullen. Deel 3 behandelt een correct ontwerp van een systeem met één of meerdere bronmaatregelen die samen beogen om de impact van geplande ingrepen zoals wegenis- of rioleringswerken op het watersysteem te beperken. Hierbij kunnen optimale oplossingen groeien uit een samenwerking over de perceelsgrenzen heen of tussen publieke en private actoren. Op die manier kan de impact op de omgeving ook in functie van de (tijdelijke) lokale behoeften geoptimaliseerd worden, waarbij het effect van collectieve bronmaatregelen niet enkel bepaald wordt door ontwerpkeuzes, maar ook door de bedrijfsvoering.
Voor handelingen op openbaar domein die volledig vrijgesteld zijn van vergunning, volgens artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, is de code van goede praktijk rioleringen van toepassing. De code zal ook invulling geven aan de manier waarop bij grote projecten of projecten op openbaar domein met de GSV hemelwater kan omgegaan worden.
Wanneer de code wel of niet van toepassing is vind je uitgebreid terug in het document met voorbeelden.
Zie meer info op