REPORTAGE  
Riorama 50 – mei 2025

Samenwerking en verbinding centraal op de VLARIO-dag

“Te droog, te nat: burgemeester, hoe goed bent u voorbereid?” Het thema van de 32ste VLARIO-dag op 1 april kon niet toepasselijker. Na een onmiskenbaar natte winter, kreeg Vlaanderen tussen 1 maart en 9 april te kampen met een pijnlijk droogterecord en gingen de waterpeilen en grondwaterstanden opnieuw de dieperik in. De enorme opkomst tijdens de VLARIO-dag, met meer dan 1.200 aanwezigen, getuigt alvast van een sterk bewustzijn bij onder andere rioolbeheerders en lokale besturen, alsook een uitdrukkelijke bereidheid om aan oplossingen te werken.

Het openingswoord van de VLARIO-dag kwam – vanwege uitzonderlijke verkeersdrukte weliswaar met enige vertraging – naar goede gewoonte toe aan de Vlaams minister van Omgeving. “De wateruitdagingen zijn legio”, erkende Jo Brouns. “Zowel op het vlak van kwaliteit als wat betreft waterzekerheid en wendbaarheid hebben we nog heel wat stappen te zetten. Lokale besturen spelen hierin een cruciale rol, maar we beseffen ook dat er vandaag al heel wat op hun schouders rust. De oplossingen zullen dus van ieder van ons de nodige creativiteit, moed, financiële middelen en samenwerking vergen.”

Creativiteit

Om lokale besturen voor te bereiden op de gevolgen van de klimaatverandering, onderstreepte VLARIO-voorzitter Patrick Willems tijdens zijn presentatie vooral het belang van goede ontwerpen. “De complexiteit van de klimaatverandering ligt niet alleen in de zeer uiteenlopende effecten – de voorbije acht jaar kregen we vijf extreem droge en twee extreem natte zomers – maar eveneens in de grote onzekerheid over de evolutie. Wil je je daarop voorbereiden, dan moet je op zoek naar oplossingen die effectief zijn onder alle klimaatscenario’s, die adaptief zijn en waar je later geen spijt van krijgt. Groenblauwe oplossingen zijn daarvan een goed voorbeeld.”

In de huidige Code van Goede Praktijk is weliswaar al aandacht voor dergelijke bronmaatregelen, maar wordt volgens Willems nog onvoldoende rekening gehouden met de diverse klimaatscenario’s. “Er wordt gewerkt met heel concrete ontwerpregels. Dat is eenvoudig te controleren, maar laat maar weinig ruimte voor creativiteit en flexibiliteit en houdt te weinig rekening met de globale efficiëntie op systeemniveau. Daarom stellen we voor om meer resultaatgericht te werken en in te zetten op flexibiliteit, globale efficiëntie, robuuste en dynamische systemen, en koppelkansen met onder meer biodiversiteit en beleving. Uiteraard moeten ingrepen controleerbaar blijven, maar daar kunnen we afspraken rond maken en methodieken voor ontwikkelen.”

De nieuwe ontwerpmethodiek zou tegen 2027 op tafel moeten liggen, maar tijdens de VLARIO-dag lichtten vier rioolbeheerders toe hoe ze vandaag al met de principes aan de slag gaan. Birgit De Bock van Aquafin illustreerde zo hoe het startpeil van de pomp in het pompstation van Hondelee in functie van de neerslag aangepast wordt en overstorten zo met 60% gereduceerd zouden kunnen worden. Els Stoops vertelde hoe Pidpa in een gebied met wateroverlast tot een integraal en klimaatrobuust saneringsproject tracht te komen en Ivo Verlaeckt van Fluvius riep op om in huidige ontwerpen meer rekening te houden met de bronmaatregelen ter hoogte van individuele woningen. “Onder invloed van de GSV Hemelwater beschikken al heel wat residentiële gebouwen over bronmaatregelen. Dat heeft een impact op de piekafvoer, maar vertaalt zich nog onvoldoende in onze ontwerpen.” Ilse Pauwelyn van Farys, tot slot, beschreef hoe een bestaand bufferbekken via de toevoeging van een schuif met slimme sturing geoptimaliseerd werd. “Bij normale weersomstandigheden laten we het bekken vollopen en infiltreren; bij voorspelde intense neerslag zorgen we voor een gecontroleerde doorvoer. Zo zal er jaarlijks tot 3.300 m3 meer infiltreren en dus minder afgevoerd worden.”

Moed

Naast creativiteit, vergt de aanpak van de wateruitdagingen ook heel wat visie en moed. Ingeborg Barrez van de Vlaamse Milieumaatschappij evalueerde daarom de meerjarenplannen die rioolbeheerders in het kader van de gemeentelijke saneringsverplichting afvalwater moesten opmaken. “Hoewel op de oorspronkelijke deadline van 1 oktober 2024 slechts 30% van de meerjarenplannen voor de periode 2024 - 2027 ingediend was, is iedereen intussen weer mee en ziet het ernaar uit dat het merendeel van de gemeenten de reductiedoelen voor stikstof en fosfor zal halen. Wat de invulling van de IBA-doelstellingen betreft, ligt het anders. Daar blijkt dat voor 58% of 35.542 van de gerapporteerde IBA’s nog geen enkele actie werd ondernomen. Dat verdient met andere woorden extra aandacht.” Ook Jo Brouns gaf aan dat er wat meer ingezet mag worden op kleinschalige, decentrale waterzuiveringsinstallaties. “Ik denk dat er in het buitengebied nog steeds een extra uitdaging ligt”, vertelde de minister. “Daarom voorzien we in de oproep voor rioolsubsidies dit jaar voor het eerst een aparte oproep voor decentrale zuiveringsprojecten. Daarmee willen een scherpere focus leggen op de versnelling van de waterzuivering in het buitengebied.”

Globaal herkent Barrez onder de gemeentelijke rioolbeheerders in ieder geval een duidelijke wil om mee te werken en vooruitgang te boeken. “De meerjarenplannen zijn belangrijke instrumenten. Ze geven lokale besturen heel wat inzicht in prioritaire projecten en koppelkansen, en heel wat acties worden erop gebaseerd. Het opmaken van kwalitatieve meerjarenplannen is dan ook essentieel. Als opstap richting de meerjarenplannen voor 2026-2031, die eind 2025 ingediend moeten worden, zullen we op basis van de plannen voor 2024-2027 dan ook voor de nodige terugkoppeling zorgen.”

Vanuit de Vlaamse regering benadrukte Jo Brouns ondertussen de ambitie voor een rechtszeker vergunningenbeleid. “Als we alle inspanningen willen aangaan, hebben we vergunningen nodig. Vlaanderen heeft de duidelijke ambitie om het bestaande kader te verbeteren, het gepingpong tussen verschillende niveaus en instanties te vermijden en zo de nodige versnelling te maken.”

Financiële middelen

VLARIO-directeur Wendy Francken pikte verder in op het kostenplaatje van al die noodzakelijke ingrepen. “Voor de gemeentelijke rioolbeheerders worden de kosten tot en met 2027 geraamd op minimum 1,8 miljard euro voor nieuwe uitbouw en 2 miljard euro voor vervangingsinvesteringen. Rekening houdende met de huidige middelen, is er jaarlijks een tekort van 240 miljoen euro. Daarnaast wacht ook Aquafin de komende jaren nog enorme investeringen en zijn heel wat zaken nog niet begroot. Er zal dus heel wat bijkomende financiering nodig zijn.” Om die middelen te verzamelen, kan er volgens Francken op drie niveaus ingegrepen worden: de integrale waterfactuur, publieke middelen en bij de vervuiler.

Wat publieke middelen betreft, kondigde Jo Brouns tijdens de VLARIO-dag alvast een verhoging van de rioolsubsidies aan, met jaarlijks 450 miljoen euro bovenop de reeds vastgelegde 750 miljoen euro. Daarnaast kijkt VLARIO nog richting een tariefregulering ‘light’ en beschouwt het vooral hemelwater als een essentiële factor. “Ruim de helft van alle rioleringskosten valt toe te schrijven aan de afvoer van niet-vervuild regenwater”, aldus Francken. “Een vermijdbare hemelwaterbijdrage voor niet-afgekoppeld hemelwater is wat ons betreft dan ook een noodzakelijke piste. Het zal niet alleen bijdragen aan de financiering van het hemelwaterbeheer, maar vormt ook een incentive om in te zetten op hergebruik en infiltratie.”

Samenwerking

Tot slot werd op de VLARIO-dag veelvuldig benadrukt dat water een gedeelde uitdaging is. Om dat te onderstrepen vertelde Riet Lismont over de verschillende initiatieven waarmee VLARIO actoren met elkaar wil verbinden. Vooral de Green Deal had op vlak van samenwerking al een belangrijke betekenis, meende ze. “Het is de eerste keer dat zoveel partners de handen in elkaar slaan. Met VLARIO zijn we nauw betrokken bij de focusgroep Sponssteden, waarmee we de komende jaren onder meer een label, een cursus en een inspiratiegids willen ontwikkelen. Samen met Buildwise, Embuild Vlaanderen en Vito Kennispunt Water lanceren we daarnaast ook het nieuwe COOCK-project Waterwijzer. Daarin willen we hulpmiddelen ontwikkelen voor de bouwsector, opzat zij goede waterkeuzes kunnen maken.”

Robin De Smedt van het Departement Omgeving mocht vervolgens de nieuwe bodemmodule in het groenblauwpeil toelichten. “In de Databank Ondergrond Vlaanderen is heel wat informatie over onze bodem beschikbaar. Via het groenblauwpeil wordt die nu ook voor het brede publiek toegankelijk gemaakt. Via zowel algemene tips als aanbevelingen op maat van het perceel krijgt iedereen zo de kans om zijn bodem te beschermen en het klimaat mee te versterken.”

Hoe belangrijk de bodem precies is, benadrukte ook Joris Relaes van het Instituut voor Ladbouw-, Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO). “Traditioneel is er veel polarisatie tussen landbouw, natuur en andere actoren, maar de bodem is het verbindend element”, zei hij. Ook waterkwaliteit en waterbeheer zijn volgens Relaes gemeenschappelijke zorgen. “We beseffen goed dat de landbouw, zeker wat betreft de waterkwaliteit, een deel van de problematiek veroorzaakt, maar we zien ook al heel wat verbeteringen. Vooral van precisielandbouw, met onder meer drone-analyses en onkruidbestrijdingsrobots, verwachten we in de toekomst nog veel. Daarnaast is de landbouw een van de eerste sectoren die met de gevolgen van droogte of wateroverlast geconfronteerd wordt. Ook daaraan willen we bijgevolg meewerken, door bijvoorbeeld de watervraag te beperken, kansen in het landschap beter te benutten en verder in te zetten op peilgestuurde drainage. Al gaat het nooit alleen om technologische oplossingen. Want wat als die oplossingen in de realiteit niet juist ingezet worden? De grootste hindernis is een gebrek aan begrip en vertrouwen. Daarom moeten we vooral blijven investeren in overleg.”

Innovaties op de beursvloer

Na afloop van de verrijkende lezingen konden bezoekers van de VLARIO-dag op de beursvloer naar goede gewoonte weer heel wat energie en inspiratie bijtanken.

Wavin stelde tijdens de rioleringsbeurs onder meer de Q-Bic Plus boomgroeiplaatsen voor. “Het mooie aan de Q-Bic Plus is dat je ze op twee manieren kan inzetten”, vertelde Remko Van Luik. “Enerzijds kan je het systeem gebruiken als boomgroeiplaats; anderzijds kan het dienstdoen als tijdelijke opslagoplossing voor ondergrondse infiltratie. Wat we vandaag echter vooral willen benadrukken, is dat we niet zomaar producten aanbieden, maar echt op zoek gaan naar geïntegreerde oplossingen om de waterbalans te herstellen. Dat begint bij een conceptueel design.”

Silke Maes van ingenieursbureau Sumaqua mocht beursbezoekers warm maken voor het digitale regenwaterbeheerplatform Sirio. Vooral de drieledige module Sense – Predict – Control belooft voor rioolbeheerders heel wat moois. “Alles begint met het plaatsen van sensoren, waarmee we bijvoorbeeld het waterpeil in waterlopen of rioleringssystemen opvolgen. Daar kunnen vervolgens modellen en voorspellingen aan gekoppeld worden, alsook slimme sturingen om in functie van de weersvoorspellingen adaptief te kunnen ingrijpen. Met Vivaqua analyseren we zo bijvoorbeeld waar we schuiven zouden kunnen plaatsen om het aantal overstorten te beperken.”

Op de stand van Tubobel konden bezoekers kennismaken met een bijzondere betonbuis, geproduceerd uit cementvrij beton. “In de betonsamenstelling is het cement vervangen door hoogovenslak”, legt technisch-commercieel afgevaardigde Romain Van Cauter uit. “Daarmee wordt de CO2-uitstoot met 70 tot wel 80% gereduceerd. Met het oog op de algemene introductie van de CO2-prestatieladder in openbare aanbestedingen, zal dat een belangrijke troef zijn.” Op vlak van kwaliteit hoeft het cementvrije beton volgens Van Cauter ondertussen niet onder te doen. Tijdens een proefproject met Aquafin in Duffel werd de buis immers uitvoerig getest en goedgekeurd.

DYKA toonde verschillende nieuwe producten, waaronder een infiltreerbare lijngoot in poreus beton, een buffertank voor ondergrondse wateropslag en een moduleerbare kolk in slagvast PP. “De Axedo-kolk bestaat uit een bodem, één of meerdere tussenstukken en een bovenstuk met uitlaat”, aldus technical sales manager Bram Vreys. “Verder kan de kolk uitgevoerd worden met of zonder voorfiltratie, kan het zandvangvolume uitgebreid worden van 30 tot maximaal 70 liter en hebben we in samenwerking met natuurverenigingen zelfs een optionele amfibieëntrap ontwikkeld. Zo kan de kolk perfect op de noden van het project afgestemd worden.”

Redactie: Elise Noyez

Beeld: VLARIO